Page 139 - Tegendraads
P. 139

In een elftal, in plaats van in zijn uppie. Dan was hij ongetwijfeld een briljante linksbuiten geweest, maar ook één die zich vastliep bij de cornervlag en vergat om tijdig de goede assist te geven.
Hij ging in zijn eentje de wereld verbeteren. Dat vind ik dapper.
Tja, Ton Broekhuis en instituties...
Ik ging de afgelopen jaren vaak met hem mee naar wethouders, gedeputeerden en de
Raad van Cultuur. In dat kleine rode autootje naar Den Haag, altijd met de hond achterin, ook als die er niet bij was. We spraken weinig op de heenreis, zijn spanning was voelbaar. In de gesprekken was hij ingetogen, verlegen bijna. Dit was duidelijk niet zijn wereld. Op de terugweg zou een droog overhemd geen luxe geweest zijn.
Zijn commentaar was nooit mals. Hij vond dat ze er niets van begrepen en bevooroordeeld waren. Waarom mocht het niet echt over de inhoud gaan, over mooie dingen maken die ertoe doen?
Op de terugreis van een vakantie zag ik hem toevallig op een zondagochtend in Charleroi bij de tentoonstelling van de fotograaf Stephan Vanfleteren. Beelden in zwartwit, over de teloorgang van de mijnindustrie. Ik zag zijn emotie, zijn tranen. Later spraken we over het maken van ‘Het verdriet van Groningen’ door Vanfleteren. Dat zouden we alsnog moeten doen.
Met Hannes Wallrafen, Ton zijn blinde fotograaf, was ik ooit op de Grote Markt in Groningen. Hij hielp ons bij het maken van de toneelvoorstelling Tiresias 104. Hij pakte mijn hand en zei: ‘Arie dit plein klopt niet. Het is zo lek als een vergiet, de maat is te groot en de opening in de wanden zijn te breed.’ Ton en Hannes zijn allebei fotografen die je op het andere been zetten, die mij leerden kijken.
Ik kwam echt terug bij Noorderlicht in 2011 nadat Wim van de Pol 105 me belde met de vraag of ik voorzitter wilde worden. Ik kon niet weigeren, want ik zat in de bus terug van de demonstratie op het Malieveld tegen de bezuinigingen van Zijlstra. Ja, Ton vond het goed al heb ik, inmiddels directeur van het Noord Nederlands Toneel (NNT), vaak moeten horen dat ik van de verkeerde club was. Ik was immers van de podiumkunsten, toneel en dans. Die hadden het een stuk makkelijker dan zijn beeldende kunst. Eén keer in de BIS altijd in de BIS.
In de beeldende kunst was het ieder voor zich, en God voor ons allen, en er was geen organisatie. Voor één plek in de BIS waren er tien concurrenten. Je zou denken dat dat voor zo’n linksbuiten als Ton een heerlijk speelveld was. Maar hij stootte vaak zijn
| 137
  























































































   137   138   139   140   141