Page 64 - De bloei voorbij
P. 64

62 | die een Fries museum met Friese thema’s betekende. Dat was een politieke keuze. Er zijn signalen dat Bonnema voor zijn legaat echter primair opteerde voor een nieuw noordelijk museum voor architectuur en moderne kunst. In de jaren dat het oude pand van het museum was gesloten en er aan het nieuwe werd gewerkt, vond Noorderlicht een onderkomen bij Museum Belvédère, een museale locatie met een inspirerende atmosfeer in het Friese Oranjewoud. Belvédere staat net als het Fries Museum van Wim van Krimpen voor vrijheid en verbeeldende uitdagingen. Omdat het zo was afgesproken keerde Noorderlicht na de opening van het nieuwe Fries Museum terug in Leeuwarden. Een gebouw om trots op te zijn. Een prachtig pand, mooie zalen, een Friese parel. Achter de schermen heerste echter een dictatuur. Ook was het organisatorisch een chaos. Een teveel aan managementteams die met elkaar overhooplagen. Taken die voorheen bij duizendpoten lagen, werden verdeeld over verschillende teams. Er was geen discussie meer mogelijk. De inhoudelijke deskundigen trokken zich op hun terp terug. Eerder werd er door de curatoren over de inhoud gesproken en kwam de rest vanzelf. Noorderlicht had immers 20 jaar ervaring. Nu moest ook Noorderlicht een managementteam samenstellen dat overlegde met dat van het museum. Op de afgesproken management sessies kwamen alleen technische medewerkers af. Het voelde als een vreemde wereld waar je niet in kunt en wilt creëren. We mochten maar 250 mensen uitnodigen voor de opening. Museummedewerkers waren ten tijde van de opbouw van de tentoonstellingen voor het aan het Fries Museum gelieerde Museum het Princessehof ingezet of niet ingeroosterd. Dus we kregen de mededeling dat we zelf die 600 foto’s op moesten hangen. Afspraken over inzet van PR-middelen en deals die we met Volkskrant en Vrij Nederland hadden gesloten, werden op het laatste moment gecanceld. Catalogus Het meest hilarische dat mij overkwam in het Fries Museum was vlak voor de opening van de manifestatie ‘Ocean of Possibilities’ in 2014. Ik had met een NRC-journaliste de tentoonstellingen bezocht en voerde een lang en enthousiast gesprek met haar. Na afloop vroeg ik aan de balie of ik een catalogus voor haar kon krijgen. Dat kon niet. ‘Mevrouw, daar staat een hele stapel.’ zei ik en wees ernaar. ‘Mijnheer het spijt me, ik mag u die heden niet geven. Morgen pas.’ We togen naar de museumwinkel, maar kregen ook daar nul op ons rekest. Er was nog geen perslijst. Of we er dan een mochten kopen? Ook dat kon niet. Uit een oplage catalogi  


































































































   62   63   64   65   66