Page 60 - De bloei voorbij
P. 60

58 | komt hij onaangekondigd met dit verhaal naar buiten, terwijl ik hard aan de slag was met de cultuurnota en er nog meer harde financiële noten gekraakt moesten worden. Nogmaals, ik kon hem dat niet verwijten, maar heb wel even hard gevloekt en mijn eerste reactie was: ‘Sodemieter dan maar op naar Twente.’ Een van mijn missies in die dagen was dat ‘de basisinfrastructuur’ op orde moest zijn. Dat gold ook voor Noorderlicht. Een fatsoenlijke subsidie voor een gezonde exploitatie, vooral zonder verassingen en gedonder gedurende de volgende vier cultuurnotajaren. Dat was overigens in die dagen binnen het toenmalige College van B&W vanwege teruglopende middelen geen eenvoudig parcours. Ieder lid van het College had zo zijn eigen zorgen en wensen. Mijn pleidooi om meer te investeren in de kunst- en cultuursector, werd door de toenmalige burgemeester Jacques Wallage vanwege mijn aanhoudende verzoeken om meer geld, dan ook getypeerd als ‘De methode Dijkstra’. Of het geholpen heeft, laat ik graag aan anderen ter beoordeling. Maar uiteindelijk konden, na een indringend gesprek op het stadhuis met Ton en het toenmalige bestuur van Noorderlicht, de plooien glad worden gestreken. Als het niet linksom of rechtsom kan, dan maar de beuk erin. Het is de charme van Ton en ik kon er de humor wel van inzien. Dat kwam voort uit de empathie, die ik altijd voor Ton heb gevoeld.” Empathie en allergie “Empathie gaat soms over in allergie. Dat bouwt zich in de loop der jaren op, vooral als er een patroon van herhaling in zit. C’est le ton qui fait la musique en die was bij Ton vaak dezelfde: ‘Ziet u niet het grote belang in van onze fototentoonstellingen van ongekend hoog niveau, die wereldwijd groot aanzien hebben?’ Dat wekt uiteindelijk irritatie op bij politici. Dat wekt uiteindelijk irritatie op bij politici, bestuurders maar ook bij een aantal ‘concullega’s’. Mensen hebben nu eenmaal de neiging tot stereotyperen zonder zich te verdiepen in de complexe context waarbinnen een directeur van een organisatie met relatief weinig middelen binnen de cultuursector moet werken. De stad Groningen telde in die periode naast Ton een vrij groot aantal directieleden die, gepokt en gemazeld in het cultuurveld, zelf hun organisatie van de grond af aan tot wasdom hadden gebracht. Een soort pater familias, die het eigen bedrijf jarenlang met veel liefde en inzet op   


































































































   58   59   60   61   62